Vroeger toen ik nog een kleutertje was kend' ik een schattig kind. Zij was de liefste van heel onze klas, ik was haar grote vriend. Zelfs in de zomervakantie bleven we trouw bij elkaar. Denk ik terug aan die zorg'loze tijd, dan denk ik weer aan haar.
Wondermooi, madeliefje tussen rozen Wondermooi, om haar eenvoud uitgekozen Wondermooi, zie 'k haar zachte wangen blozen Wondermooi, 'k vind maar één woord : Wondermooi !
Wij groeiden op en bijna onbewust werden w'een minnend paar. Zoals de ruisende zee en de kust hoorden wij bij elkaar. 'k Heb haar gevraagd en het ja-woord klonk als muziek uit haar mond. Nimmer vergeet ik dat zalige uur, dat ik mijn vrouwtje vond. Dapper zijn wij in het leven gegaan, samen als man en vrouw. Zij werd de zonneschijn van mijn bestaan, haar blijf ik eeuwig trouw. 't Mooiste dat zij mij kon geven, dat ons hechter verbindt, is het geschenk dat de liefde bekroont : ons allerliefste kind.